“Où irais-je, si je pouvais aller, que serais-je, si je pouvais être, que dirais-je, si j’avais une voix, qui parle ainsi, se disant moi?”Als het motto van een roman uit “L’innommable” van Samuel Beckett komt, weet je al dat je geen standaardverhaal kunt verwachten. Beckett is tenslotte de meester van het absurdisme in eigen persoon. Absurd is het verhaal van Golem dan ook zeker.
Het begint nog redelijk gewoontjes: Gustave Meyer, een schaker van middelbare leeftijd, gaat naar een bevriend neuroloog omdat hij last heeft van epilepsie. Op weg naar huis wordt hij aangehouden door de politie. Weet hij wel dat zijn ex-vrouw op onnatuurlijke wijze is overleden en dat hij wordt verdacht van betrokkenheid bij haar overlijden? Gustave wordt in een politieauto gezet. Als de auto in de file komt te staan, grijpt Gustave zijn kans: hij opent het portier en zet het op een rennen.
Zo wordt de lezer het verhaal ingezogen. Het lijkt eerst een thriller, inclusief het cliché van de biseksuele politie-inspecteur Nina, een slachtoffer dat duistere zaken aan het licht bracht en een weinig sociale, doch geniale verdachte. Maar dan gebeurt er wat vreemds: Gustave is zichzelf niet meer. Hij verdenkt zijn vriend, de neuroloog, van knoeierij en breekt in het ziekenhuis in om zijn dossier te bekijken in het archief. En jawel hoor, de neuroloog heeft Gustave als proefkonijn gebruikt. Hij heeft niet alleen elektroden geplaatst waarmee hij het geheugen van Gustave kan vergroten –erg handig voor een professioneel schaker – maar heeft ook iets bedacht waarmee hij hem op afstand kan programmeren. Gustave is een golem geworden.
Pierre Assouline, dat is toch niet een naam die je associeert met monsters? Over het algemeen schrijft Assouline vooral biografieën en prachtige historische romans. Nadat ik La Cliente (1998) had gelezen, een verhaal over de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, pakte ik Assoulines nieuwste pocket uit het rek zonder eerst te kijken waar het over ging. Hoofdstuk 1 vond ik wat clichématig geschreven, maar toen ik me daar eenmaal doorheen had geworsteld, werd ik gegrepen door het avonturenverhaal.
In een interview met zijn uitgever Gallimard zegt Assouline dat hij vooral een thriller heeft willen schrijven over neuroscience, maar dat het aan de lezer is om te bepalen wat het genre is. Dat is een ontwijkend antwoord dat geen recht doet aan het boek. Het is namelijk van alles. Postmodern, vanwege de intertekstualiteit met verwijzingen naar films, boeken en beeldende kunst. Er is bijvoorbeeld een prachtige scène waarin Gustave probeert een schilderij van Rothko binnen te lopen nadat hij er urenlang naar heeft gekeken in een museum. Het is ook een avonturenroman, met een spectaculaire vlucht die Gustave als een juif errant (ik zei toch dat het postmodern was) over het Europese continent laat dwalen. Het is een schaakroman, waarin allerlei schaakproblemen verborgen zitten. Ook de thematiek is uiteenlopend: kabbala, hacken, legendes, Shoah, literatuur, geheugen, muziek. Een kritiekpunt van een blogger was dan ook dat Golem een allegaartje van thema’s en genres is, die allemaal al wel eens beter behandeld zijn.
Zelf heb ik genoten van dit allegaartje. Wie een serieus, geloofwaardig en goed gestructureerd verhaal wil lezen, kan beter een ander boek pakken. Ik vond het qua leeservaring wel lijken op Goldberg van Bert Natter (2014), ook zo’n vol boek dat niet per se geloofwaardig is, maar wel grappig. De thematiek van het menselijke monster lijkt dan weer wat op Music-Hall! van Gaétan Soucy (2002).
Golem is niet het eerste boek dat zou aanraden aan iemand die Frans aan het leren is, mar een ervaren lezer kan er veel plezier aan beleven.
Pierre Assouline (2016), Golem, Paris, 257 p.
29 comments
Comments are closed.