Het is al ruim 35 jaar geleden dat de tekenaar Guy Delisle in de papierfabriek werkte waar zijn vader werkzaam was. Zeventien jaar was hij, zijn carrière moest nog beginnen. Via zijn vader kreeg hij een vakantiebaan. Hij werkte drie zomers lang in de fabriek. Nu, een paar decennia later, heeft Delisle een hele lijst graphic novels op zijn naam staan, waarvan er veel gebaseerd zijn op zijn eigen leven. In Chroniques de jeunesse (2021) kijkt hij terug op zijn periode in de fabriek.
De papierfabriek, zo vertelt Delisle in een video, is de hoofdpersoon van zijn boek. Op het moment dat hij er werkte, werden er nog volop papieren kranten gelezen en was er veel vraag naar papier. Er werkten dan ook wel 1000 mensen. Delisle was net klaar met zijn middelbare school en zou een opleiding gaan doen om animatiefilms te kunnen maken. Dat was niet gangbaar op de fabriek, waar de meeste mensen laaggeschoold waren en gewend waren fysiek zwaar werk te doen.
En zwaar is het werk zeker: de arbeiders verplaatsen grote vellen en rollen papier, terwijl het bloedheet is. Bovendien is het er een enorme herrie. De arbeiders hebben dan ook een eigen gebarentaal ontwikkeld om te kunnen communiceren. Dat moet ook wel, want het werk is erg gevaarlijk en uiteraard gaan er horrorverhalen rond over werknemers die zijn verpletterd tussen de grote rollen of die zijn verdwenen in een brede spleet.
De platen in Chroniques de jeunesse zijn duidelijk en eenvoudig: ze zijn voornamelijk zwart-wit, met hier en daar de steunkleur geel. Dat past heel goed bij de omgeving. Het is prachtig om te zien hoe nauwkeurig Delisle het decor heeft getekend. Je ziet bijvoorbeeld de typisch Canadese brede opritten in de buitenwijken. Ook besteedt Delisle veel aandacht aan de geschiedenis en de architectuur van de fabriek.
Qua thematiek is Chroniques de jeunesse prachtig. Delisle laat zien hoe hij worstelt met de omgang met de vaak wat ruwere arbeiders in de fabriek. Opvallend is dat iedereen wel in elkaar geïnteresseerd is. In de geluiddichte pauzecabine delen de medewerkers hun verhalen met elkaar. Men toont oprecht interesse in de opleiding die Delisle wil volgen, maar is weinig onder de indruk van zijn tekentalent. Een ander thema is het contact van Delisle met zijn vader. Zijn ouders zijn gescheiden toen hij jong was en hij heeft weinig contact met zijn vader, die hem wel deze baan heeft bezorgd. Dat wordt heel mooi geïllustreerd door de zeldzame keren dat Delisle zijn vader ziet lopen op zijn werk. Altijd ver weg, altijd onbereikbaar vanwege de herrie.
Het werk van Guy Delisle heeft vaak raakvlakken met de actualiteit, bijvoorbeeld het boek S’enfuir. Récit d’un otage (2016) over een hulpverlener die wordt gegijzeld. Het is dan ook bijzonder dat hij nu terugkeert naar zijn jeugd. Zelf zegt hij daarover dat hij werd geïnspireerd door zijn zeventienjarige zoon, die hem deed terugdenken aan de periode dat hij zelf die leeftijd had.
Ik denk dat Chroniques de jeunesse een mooi boek is voor alle zeventienjarigen die op het punt staan een vervolgopleiding te gaan kiezen! En ook voor iedereen die van een goed doordachte graphic novel houdt.
Guy Delisle (2021), Chroniques de jeunesse, Delcourt, 136 p.