Petit Piment – Alain Mabanckou

Petit Piment (“Pepertje”) heet eigenlijk Tokumisa Nzambe po Mose yamoyindo abotami namboka ya Bakoko, wat Lingala is voor “Geprezen zij de Heer, de zwarte Mozes is geboren op de grond van de voorvaderen”. In het weeshuis waar hij opgroeit wordt zijn naam al snel afgekort tot Moïse. Als hij op een dag wraak neemt op de tweeling die het weeshuis terroriseert door ze pure rode peper te laten eten, komt hij bekend te staan als Petit Piment.

 

Alain Mabanckou (geboren in 1966) is een in de Verenigde Staten gevestigde Congolese schrijver die al enkele bestsellers op zijn naam heeft staan. Hoewel zijn werk in o.a. het Engels, Italiaans, Spaans en Koreaans is vertaald, is er vreemd genoeg nog geen enkel werk van hem in het Nederlands vertaald. En dat is jammer, want Mabanckou is een geweldige schrijver. Op luchtige toon snijdt hij diverse onderwerpen aan, variërend van het socialisme in Congo in de jaren ’60 en ’70, de kledingstijl van Congolese mannen tot migratie en illegaliteit. Een van zijn bekendste werken is Verre cassé (2005), een boek dat zich geheel afspeelt in een bar in Brazzaville die “Le crédit a voyagé” heet. Verre cassé is een stamgast en beschrijft hoe hij en de andere stamgasten dromen van een leven buiten Afrika. De roman laat zich lezen als een collectie verhalen, waarin een bonte stoet Congolezen voorbij komt. Heel anders, maar in dezelfde komische stijl geschreven, is Mémoires du porc-épic: de mémoires van een stekelvarken dat zijn verhaal vertelt aan een baobab. Mabanckou schrijft naast romans ook essays, gedichten en autobiografische romans.

Petit Piment (2015) is een voorbeeld van een “gewone” roman. Het verhaal begint bij een belangrijke verandering in de jeugd van Petit Piment. Op een dag is de priester die hem zijn lange naam heeft gegeven verdwenen. Petit Piment en zijn klasgenoten speculeren eindeloos over zijn lot, en uiteindelijk blijkt dat de priester niet bij het nieuwe, socialistische gedachtegoed te passen. Slechts een paar oude personeelsleden mogen blijven; de rest wordt vervangen door familie, vrienden en stamleden van de directeur. Petit Piment sluit vrede met de tweeling die iedereen het leven zuur maakt en ontsnapt samen met hen naar Pointe-Noire, een havenstad nabij het weeshuis. Daar vormen ze een bende, tot ze worden weggejaagd door de zeer actieve burgemeester en ze uitwijken naar het buitengebied. Op één van zijn zwerftochten door de stad komt Petit Piment “Maman Fiat 500” tegen, een Zaïrese hoerenmadam die haar bijnaam te danken heeft aan haar favoriete vervoermiddel. Bij haar en haar “meisjes” vindt Petit Piment de veiligheid die hij zoekt. Zij zorgt ervoor dat hij een huisje en een baan krijgt. Zijn leven lijkt eindelijk in rustig vaarwater te zijn beland, als de burgemeester weer een nieuwe schoonmaakactie begint: het verwijderen van alle Zaïrese prostituees uit Pointe-Noire. Hier neemt het verhaal een plotselinge wending.

 

De nieuwste roman van Mabanckou begint wat kabbelend. Na een bladzijde of 150 sterke verhalen te hebben gelezen, werd ik wat ongeduldig. Gelukkig kwam er na de ontmoeting met Maman Fiat 500 snel vaart in het verhaal en begon het de sterke verhalen te ontstijgen. Zonder ze zwaar aan te zetten, snijdt Mabanckou grote thema’s aan als migratie, afkomst, geestelijke gezondheid, politiek en westerse versus traditionele geneeswijzen. Dit alles doet hij op een grappige manier. Zo heeft de in Frankrijk opgeleide arts een bordje naast zijn deur hangen waarop hij zijn opleiding en Westerse werkervaring aanprijst, terwijl de Congolese medicijnman een bordje naast zijn deur heeft hangen waarop hij opschept over zijn afkomst en successen, bijvoorbeeld de “retour assuré de votre femme dans les 24 heures”.

 

Het zou mooi zijn als er eindelijk eens een begin gemaakt werd met de vertaling van Mabanckous steeds uitdijende oeuvre. Petit Piment, een grappige roman met een geweldige uitsmijter, zou een uitstekende kandidaat zijn om in het Nederlands vertaald te worden.

 

Alain Mabanckou, Petit Piment, éd. du Seuil, Paris, 2015,  288 p.