Un tocard sur le toit du monde – Nadir Dendoune

Op de voorkant staat een foto van een man in een heel dikke jas. Hij staat in een besneeuwd berglandschap. Hij ziet er niet al te florissant uit: zijn lippen zijn opgezwollen, zijn ogen zijn dik en er hangt bevroren snot in zijn snor. In zijn handen houdt hij een kartonnen bord met daarop het getal 93. Het boek heet Un tocard sur le toit du monde, wat Frans is voor “een klaploper op het dak van de wereld”. Opvallen doet een boek met zo’n cover zeker. Maar is het ook interessant?

De klaploper in kwestie heet Nadir Dendoune. Dat hij er niet zo appetijtelijk uitziet, komt doordat hij net de Mount Everest heeft beklommen. Dendoune is een Franse schrijver en journalist met een Algerijnse achtergrond. Hij groeide op in de beruchte cité Maurice-Thorez in Saint-Denis, “le département le moins aimé de France et l’un des plus pauvres”, zoals hij het zelf karakteriseert. Het departement met nummer 93 is geen broedplaats van journalisten en bergbeklimmers. Dendoune heeft dan ook een lange, moeilijke weg afgelegd voor hij de Everest bereikte. En zelfs nu hij “gearriveerd” is, voelt hij zich nog altijd een vreemde eend in de bijt. Het is alsof hij zich altijd iets meer moet bewijzen dan anderen, alsof hij niet zonder meer recht heeft op een bestaan.

In Un tocard sur le toit du monde doet Nadir Dendoune verslag van de klimtocht die hij ondernam in 2008. Als je de illusie koestert dat alle verschillen tussen mensen wegvallen onder de zware omstandigheden waaronder men een berg van 8848 meter beklimt, kom je van een koude kermis thuis als je Dendounes boek leest. De meeste klimmers die Dendoune tegenkomt zijn fitte Australiërs, Engelsen en Amerikanen. Ze zijn rijkelijk gesponsord en navenant geoutilleerd. De auteur moet het stellen met geleende spullen en een outfit “qualité Leader Price”. De anderen beschikken over gadgets als satelliettelefoons en laptops waarmee ze voortdurend contact hebben met het thuisfront. Nadir is aan zichzelf en de elementen overgeleverd. Dat valt niet mee. Ook op de berg voelt hij zich een underdog. Al in het begin van de reis verzucht hij: ”Je vois le sommet d’ici, un tout petit truc long de quelques mètres. Tous ces efforts, tous ces risques pour se retrouver seulement quelques mètres plus haut.” Toch blijkt het heel veel waard te zijn, zeker als Dendoune er uiteindelijk in slaagt om de top te bereiken, terwijl de fitte beroepsavonturiers de aftocht al hebben geblazen.

Dendoune schrijft grappig en vlot. Hij neemt zichzelf op de korrel, maar is ook kritisch op de klimindustrie rondom de Everest. Wie draagt bijvoorbeeld alle gadgets terwijl de fitte westerlingen naar boven klimmen? Juist, de sherpa’s. En wie bepaalt wie de berg op mag? De overheid, maar ook het kapitalisme. In zijn dankwoord schrijft Dendoune dat hij maar een sponsor had gevonden. In zijn boek schrijft hij dat een stel hem zowat achteloos hun satelliettelefoon leent, want alle kosten worden toch door de sponsor betaald. Er is dus ook een hoop ongelijkheid op het dak van de wereld. Een dak dat deze tocard toch maar mooi beklommen heeft.

Nadir Dendoune (2010), Un tocard sur le toit du monde, Paris, 220 p.